Dinsdag 10/7: Jambo, jambo sana

14 juli 2012 - Lubumbashi, Congo-Kinshasa

Amper geslapen. Ik heb me in alle mogelijke en onmogelijke posities gewrongen, maar slapen, nee… nee. De rug geeft het op. Tweede pijntje… De temperatuur in het vliegtuig stijgt. De verse lucht is op en hier en daar beginnen kinderen over te geven. Af en toe komt er van achterin het vliegtuig een afschuwelijke visgeur op ons af.
Aangekomen in Addis Abeba (Ethiopië) worden we al geconfronteerd met de relaxte en ongeorganiseerde cultuur. De ene vliegveldmedewerker stuurt ons naar links, de andere naar rechts. Het weer daarentegen is helemaal niet wat we verwacht hadden. Het is koud, de lucht is grijs en het regent. In Afrika? Onmogelijk!
We moeten wachten op de vlucht naar Lubumbashi. De rij aan de toiletten is zeker veertig man lang. Eerste vieze toilet… Eten en drinken kunnen we enkel aan de andere kant van de glazen wand. Daar mogen we niet naartoe. Honger, dorst. Binnen roken mag in de luchthaven. Fantastisch!
Op het vliegtuig naar Lubumbashi ben ik eindelijk slaperig. Ik kan mijn ogen niet meer openhouden. Een comateuze slaap komt me tegemoet. Ik word wakker gemaakt en krijg vegetarisch eten. Courgettes met rijst en pasta en een vies dessertje. Af en toe krijgen we nog wat crackers toegestopt in de vorm van vliegtuigjes.
Het vliegtuig stopt in Malawi. Veel mensen stappen uit en er komt veel plaats vrij. Helaas zijn Evelien en ik te dom om ons te verzetten, zodat we geen drie zetels hadden om op te slapen. We moeten het doen met een kleine vierkante meter.  
Congo verschijnt onder onze voeten. Alles is bruin, koperbruin. De huizen lijken op barakken, zeker vanuit de lucht. Het is droogseizoen en juni en juli zijn de koudste maanden van het jaar. Dat wil zeggen dat het overdag sléchts 30 graden is.
De Congolese studenten, waarmee we dit project doen, staan ons op te wachten aan de luchthaven. Ze zingen een lied.

“Jambo, jambo sana
Habari gana, muzuri sana
Wageni, wakari bishua
Hakuna matata”

We stappen op een bus die lijkt opgegeten te zijn door metaaltorren. Op de weg naar het hotel probeer ik zo veel mogelijk nieuwe indrukken in me op te nemen. Ik zie dat we in Congo zijn, maar besef het nog niet goed.
Langs de kant van de geasfalteerde (!) wegen staan kleine winkels met prachtige schilderingen op de gevels. Mannen passeren met de fiets in de hand, die volgeladen is met kolen. Twintig Congolezen racen in een taxibusje voorbij. Ik besef dat er in zo een busje maar tien Belgen passen.
Het hotel is netjes en veel ‘luxueuzer’ dan verwacht. Het gevecht met de muskietennetten begint. Mijn kamergenoot, Evelien, en ik spannen een touw, dat na enkele minuten al begint door te hangen. Het toilet loopt constant door en de douche geeft ons geen warm of lauw, maar enkel ijskoud water. Moe van de reis kruipen we om 10 uur al in bed, terwijl Lubumbashi stilletjes uitdooft.
 

Manon